24 november 2017

Morgendienst 3 december 2017

Passage: Lukas 22:32a
Dienstsoort:

Bible Text: Lukas 22:32a | Preacher: ds. J.J. van Holten – IJsselstein

Gz. 297: 1 en 2 (Liederenbundel Op Toonhoogte)
Ps. 43: 1 en 3 (Nieuwe berijming)
Ps. 130: 1 en 2
Gz. 3: 1 en 4 (Enige gezangen)
Ps. 89: 2 en 4
Gz. 117: 1, 3 en 4 (Liedboek)

Gz. 297: 1 en 2 (Liederenbundel Op Toonhoogte)
1
Heer, wat een voorrecht
om in liefde te gaan,
schouder aan schouder
in Uw wijngaard te staan,
samen te dienen, te zien wie U bent,
want Uw woord maakt Uw wegen bekend.

Samen op weg gaan, dat is ons gebed,
als een volk, dat juist daarvoor
door U apart is gezet.
Vol van Uw liefde, genade en kracht,
als een lamp, die nog schijnt in de nacht.

2
Samen te strijden
in woord en in werk.
Eén zijn in U,
dat alleen maakt ons sterk.
Delen in vreugde, in zorgen, in pijn,
als Uw kerk, die waarachtig wil zijn.
Samen op weg gaan, dat is ons gebed,
als een volk, dat juist daarvoor
door U apart is gezet.
Vol van Uw liefde, genade en kracht,
als een lamp, die nog schijnt in de nacht.

Ps. 43: 1 en 3 (Nieuwe berijming)
1
O God, kom mijn geding beslechten,
verlos mij van wie U versmaadt,
Boosdoeners willen met mij rechten,
die niet aan trouw en waarheid hechten.
Doe mij ontkomen aan hun haat,
o Heer, mijn toeverlaat.

3
O Heere God, kom mij bevrijden,
zend mij Uw waarheid en Uw licht
die naar Uw heil’ge berg mij leiden,
waar Gij mij woning wilt bereiden.
Geef dat ik door U opgericht
kom voor Uw aangezicht.

Gz. 117: 1, 3 en 4 (Liedboek)
1
Hoe zal ik U ontvangen,
hoe wilt Gij zijn ontmoet,
der wereld hoogst verlangen,
des harten heiligst goed?
Wil zelf Uw fakkel dragen
in onze duisternis,
opdat wat U behage
ons klaar en zeker is.

3
Ver van de troon der tronen
en ’s hemels zonneschijn
wilt Ge onder mensen wonen,
der mensen broeder zijn.
Met God wilt Ge ons verzoenen,
tot God heft Ge ons omhoog,
en onder miljoenen
hebt Gij ook mij in ’t oog.

4
‘k Lag machteloos gebonden
Gij komt en maakt mij vrij!
Ik was bevlekt met zonden
Gij komt en reinigt mij!
Het leven was mij sterven
tot Gij mij op deed staan.
Gij doet mij schatten erven,
die nimmermeer vergaan.