10 maart 2018

Goede Vrijdag 30 maart 19.30 uur

Passage: Mattheüs 27:33-44 en Mattheüs 27:45-56
Dienstsoort:

Bible Text: Mattheüs 27:33-44 en Mattheüs 27:45-56 | Preacher: ds. M.C. Batenburg – Gouda

Tekst: Mattheüs 27:46b

Gz. 192: 1, 2, 4 en 5 (Liedboek)
Ps. 42: 1, 2 en 3
Ps. 42: 5
Ps. 88: 1, 2 en 4 (Nieuwe berijming)
Ps. 22: 1, 2 en 3
Gz. 182: 1, 3 en 6 (Liedboek)
Gz. 195: 1, 2, 3, 4 en 5 (Liedboek)

Gz. 192: 1, 2, 4 en 5 (Liedboek)
1
O kostbaar kruis, o wonder Gods,
waaraan de Prins der glorie stierf;
ik wil om U zijn zonder trots,
ik acht verlies wat ik verwierf.

2
Bewaar mij dat ik roemen zou
dan in mijn Heere Christus dood.
Al wat ik anders noemen zou
is niets bij dit mysterie groot.

4
Het rode bloed, Zijn koningskleed
bedekt het schandelijke kruis,
dat wordt door alles wat Hij leed
de levensboom van ’t paradijs.

5
En door Zijn dood en door Zijn bloed
is nu de wereld dood voor mij.
Ik ben gestorven, maar voor goed
van heel de dode wereld vrij.

Ps. 88: 1, 2 en 4 (Nieuwe berijming)
1
Heer, Die mijn heil, mijn Helper zijt,
des daags roep ik om mededogen,
des nachts leg ik mij voor Uw ogen.
Hoor naar mijn stem die tot U schreit.
Laat mijn gebed voor U verschijnen
en niet in duisternis verdwijnen.

2
Want alles keert zich tegen mij.
Ik zwerf al door de vale streken,
waar ’t leven bijna is geweken.
Men zegt: “Het is met hem voorbij,
weldra zal hij ten grave dalen”.
Ik ben een man wiens krachten falen.

4
Gij werpt mij in de afgrond neer,
in duisternis, in barre vloeden.
Gij geeft mij over aan het woeden
van alle elementen, Heer.
Uw grimmigheid heeft mij bedolven.
Ik word verbrijzeld door Uw golven.

Gz. 182: 1, 3 en 6 (Liedboek)
1
Jezus, leven van ons leven,
Jezus, dood van onze dood,
Gij hebt U voor ons gegeven,
Gij neemt op U angst en nood,
Gij moet sterven aan Uw lijden
om ons leven te bevrijden.
Duizend, duizendmaal, o Heer,
zij U daarvoor dank en eer.

3
Die gewillig waart ten dode,
in het duister van de pijn
U ten offer hebt geboden,
hoe verlaten moet Gij zijn,
troosteloos aan ’t kruis gehangen
opdat wij Uw troost ontvangen.
Duizend, duizendmaal, o Heer,
zij U daarvoor dank en eer.

6
Dank zij U, o Heer des levens,
Die de dood zijt doorgegaan,
Die Uzelf ons hebt gegeven
ons in alles bijgestaan,
dank voor wat Gij hebt geleden,
in Uw kruis is onze vrede.
Voor Uw angst en diepe pijn
wil ik eeuwig dankbaar zijn.

Gz. 195: 1, 2, 3, 4 en 5 (Liedboek)
1
Nu valt de nacht.
Het is volbracht:
de Heer heeft heel Zijn leven
voor het menselijk geslacht
in Gods hand gegeven.

2
De wereld gaf
Hem slechts een graf,
Zijn wonen was Hem zwerven;
al Zijn onschuld werd Hem straf
en Zijn leven sterven.

3
Hoe slaapt Gij nu,
die men zo ruw
aan ’t kruishout heeft gehangen.
Starre rotsen houden U,
Rots des heils, gevangen.

4
’t Is goed, o Heer,
Gij hoeft de eer
van God niet meer te staven.
Leggen wij ons bij U neer,
in Uw dood begraven.

5
Hoe wonderlijk,
uitzonderlijk
een sabbat is gekomen:
eens voor al heeft Hij het juk
van ons afgenomen.