Morgendienst 4 december 2016
Bible Text: Lukas 1:13-17 | Preacher: ds. L.J. Vogelaar
Viering Heilig Avondmaal
Tekst: Lukas 1:17
Ps. 64: 10
Ps. 24: 5
Gz. 459: 1, 2, 3 en 4 (Liederenbundel Op Toonhoogte)
Ps. 96: 1, 6, 8 en 9
Gz. 126: 1 (Liedboek)
Gz. 127: 1, 2, 3 en 7 (Liedboek)
Ps. 103
Gz. 12: 4 en 7 (Enige gezangen)
Gz. 459: 1, 2, 3 en 4 (Liederenbundel Op Toonhoogte)
1
Wij willen samen vieren
dat God van mensen houdt
en dat Hij in ons midden
Zijn rijk van liefde bouwt.
Omdat wij kinderen van de Vader zijn,
omdat wij kinderen van de Vader zijn.
2
Wij willen samen delen
met kind’ren klein en groot,
en net als Jezus geven
aan anderen in nood.
Omdat wij kinderen van de Vader zijn,
omdat wij kinderen van de Vader zijn.
3
Wij willen samen leven,
als vrienden verder gaan,
en steeds opnieuw vergeven
wie ons heeft pijn gedaan.
Omdat wij kinderen van de Vader zijn,
omdat wij kinderen van de Vader zijn.
4
Wij willen samen spelen
in huis en op de straat,
geduldig zijn en helpen,
wanneer het moeilijk gaat.
Omdat wij kinderen van de Vader zijn,
omdat wij kinderen van de Vader zijn.
Gz. 126: 1 (Liedboek)
1
Verwacht de komst des Heeren,
o mens, bereid u voor:
reeds breekt in deze wereld
het licht des hemels door.
Nu komt de Vorst op aard,
Die God Zijn volk zou geven;
ons heil, ons eigen leven
vraagt toegang tot ons hart.
Gz. 127: 1, 2, 3 en 7 (Liedboek)
1
Gaat, stillen in den lande,
uw Koning tegemoet,
de intocht is ophanden
van Hem Die wond’ren doet.
Gij die de Heer verwacht,
laat ons voor alle dingen
Hem ons hosanna zingen.
Hij komt, Hij komt met macht.
2
Vat moed, bedroefde harten,
de Koning nadert al.
Vergeet uw angst en smarten,
daar Hij u helpen zal.
Er is weer nieuwe hoop:
Hij noemt u Zijn beminden,
in ’t woord laat Hij zich vinden,
in avondmaal en doop.
3
Hoort toe, gij zwaarbeproefden,
uw Koning is niet ver!
Voor wie in ’t duister toefden,
rijst nu de morgenster.
De Heer geeft in de nood
Zijn wonderbare bijstand;
Hij slaat de laatste vijand,
Hij overwint de dood.
7
Gij schenkt met volle handen,
Die Zelf de armoe draagt.
Gij maakt Uzelf te schande,
Die steeds naar zondaars vraagt.
Wij willen, groot en klein,
die ’t al van U ontvingen,
U ons hosanna zingen
en eeuwig dankbaar zijn.